‘Havo- en vwo-leerlingen geven aan dat ze niet goed weten wat ze met techniek en technologie kunnen doen’
Het bericht haalde de landelijke media. De instroom van vmbo-leerlingen die kiezen voor een technisch profiel, nam afgelopen schooljaar met tien procent toe, zo blijkt uit de cijfers van DUO. Maar de interesse van havo– en vwo-leerlingen voor techniek daalde de laatste jaren juist. ‘Een “Deltaplan Techniek 2.0” kan die daling keren’, zegt Sebastiaan Smit, manager bij Platform Talent voor Technologie.
Vier jaar geleden startte het programma Sterk Techniekonderwijs (STO), gericht op het technisch vmbo, dat investeerde in samenwerking tussen scholen en bedrijven. Een van de spin-offs van het Deltaplan Techniek uit de periode 2004 en 2010. Een project dat zijn waarde heeft bewezen, zegt ook Dennis Wiersma – minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs. In een Kamerbrief liet hij eind vorig jaar weten STO te willen continueren. Onlangs lanceerden de technische branches lanceerden Aanvalsplan Arbeidsmarkttekorten. Dat richt zich op vier pijlers: Verhogen instroom bètaonderwijs, behoud en vergroten instroom bètatechnische arbeidsmarkt, arbeidsproductiviteitsgroei en versterken van governance en tegengaan van versnippering. Dat kan niet zonder een nieuwe financiële injectie, zoals het eerder genoemde Deltaplan Techniek.
Doorlopende leerweg
De technische sector, in techniek, bouw en energietransitie, voelt de hete adem van personeelstekorten nog steeds in de nek. De politieke wil om daar wat aan te doen, is er. Dat is goed nieuws, vindt Sebastiaan Smit, maar er is meer nodig. Om de arbeidstekorten nu en in de toekomst structureel het hoofd te bieden, is een doorlopende technische leerweg noodzaak. Die begint bij het primair onderwijs en loopt door tot in alle vormen van het voortgezet onderwijs. Het succes van STO is nu beperkt tot het vmbo. Primair onderwijs lukt het om een graantje mee te pikken. ‘Ik heb zelf kleine kinderen. Die zijn nieuwsgierig naar alles. Die nieuwsgierigheid moet je zo vroeg mogelijk stimuleren. Veel scholen zijn op de goede weg,’ zegt Sebastiaan Smit. ‘Scholen die onderzoekend en ontwerpend leren als didactiek weten in te zetten. Scholen die een goede verbinding weten te leggen met het brede onderwijs, die samenwerking zoeken en vinden met de buitenwereld, bedrijven, maar ook het voorgezet onderwijs. We zien ecosystemen ontstaan, samenwerkingsverbanden waarin leraren ervaringen uitwisselen en gebruik maken van elkaars (digitaal) materiaal. Ze weten de nieuwsgierigheid van leerlingen aan te wakkeren, iets waar je niet vroeg genoeg mee kunt beginnen. We zien tegelijkertijd dat – ook in tijden van corona en lerarentekorten – dit niet altijd bovenaan de agenda kan staan. Dat andere machten en krachten tijd, aandacht en middelen opeisen en er geen gelegenheid is om aan onderwijsvernieuwing te doen. Waardoor het niet lukt techniek en technologie een structurele plaats in het onderwijsplan te geven. Het primair onderwijs zou gefaciliteerd moeten worden die tijd beschikbaar te maken. Een meerjarige, structurele impuls, vergelijkbaar met het Deltaplan Bèta en Techniek, maar dan met meer aandacht voor verduurzaming.
Inclusiviteit
‘We willen jongeren opleiden tot burgers die de rol van techniek en technologie begrijpen. Die daar een goed debat over kunnen voeren en van daaruit bewust kiezen voor techniek. Ook omdat je jongeren kunt laten zien hoe je daarmee aan de slag kunt met maatschappelijke thema’s. Maar er zijn nu al leerlingen in het primair onderwijs die een achterstand opbouwen doordat ze niet over dezelfde materialen kunnen beschikken als leeftijdgenoten. Die geen passer en geodriehoek leren gebruiken. Die geen digiboard en/of microscoop op school hebben. Geen of slecht internet hebben en geen gebruik kunnen maken van online lesmateriaal. Deze kinderen komen in een cruciale fase van hun leven daar niet mee in aanraking. Deze kinderen en hun ouders, ook die met een bi-culturele achtergrond, hebben een heel ander beeld van techniek en technologie dan hun klasgenoten met een westerse achtergrond. Die verschillen moeten worden weggewerkt om iedereen de kans te geven te kiezen voor techniek en technologie. En áls ze dat dan doen, zich niet op de arbeidsmarkt gediscrimineerd voelen,’ zegt Sebastiaan Smit.
70-50-30
Om te onderzoeken waarom de interesse voor een technisch profiel onder havo- en vwo-leerlingen is gedaald, onderzocht PTvT de drijfveren van leerlingen. Zeventig procent van de studenten onderkent het maatschappelijk belang van techniek en technologie. Vijftig procent zegt interesse te hebben in een technisch profiel. Toch kiest uiteindelijk slechts dertig procent voor een N-profiel. ‘Daar is nog een wereld te winnen,’ zegt Sebastiaan Smit. ‘Jongeren zeggen dat ze te weinig kennis hebben of niet weten wat ze met techniek en technologie in de toekomst zouden kunnen doen. Het ontbreekt aan voorbeelden, aan contact met de buitenwereld, aan zicht op mogelijke beroepen.’ Bètavakken zouden de gelegenheid moeten krijgen om naast theorie ook de praktijk in beeld te brengen: excursies, bedrijfsbezoeken, gastsprekers uit het bedrijfsleven, inzet van hybride docenten. Sebastiaan Smit: ‘Juist dit soort extra curriculaire activiteiten en projecten wil je structureel maken. Dát organiseren vraagt tijd, voorbereiding, een netwerk, samenwerking met andere partijen. Dat moet allemaal in onderwijstijd gebeuren. En het raamwerk ligt er: een prachtige infrastructuur met regionale netwerken die bezig zijn met werk en techniek. Die gewend zijn om op die manier innovaties in het onderwijs te realiseren. Partijen die elkaar kennen. Die al langer met elkaar samenwerken. Dat is succesvol in het vmbo. We moeten daarmee ook aan de slag in primair onderwijs, havo en vwo.
Borgen
De landelijke aandacht is essentieel voor een blijvend effect van alle inzet tot nu toe. Sebastiaan Smit: ‘Zijn de elementen die we eerder hebben geïnitieerd en ontwikkeld nog effectief? Zijn ze lokaal, regionaal en landelijk ingezet? Is de slagkracht voldoende? Zoiets als vakoverstijgend werken? Is het bereik groot genoeg? Alle verworven kennis, data en ervaring inzetten op grotere schaal, daar waar partijen samenwerken, is de uitdaging voor de komende jaren. We moeten opschalen en regionaal verduurzamen. En vooral hard werken om verder te bouwen op de behaalde resultaten.’