‘Er liggen veel kansen in het verhelderen van het beeld dat leerlingen van techniek hebben’
Ieder schooljaar zijn er opnieuw veel leerlingen die talent hebben voor bètatechniek, maar uiteindelijk niet kiezen voor een bètatechnisch profiel. Waarom gebeurt dit? En hoe kunnen wij er met zijn allen voor zorgen dat deze talenten wél worden aangewakkerd? Wij deden onderzoek onder 1.000 middelbare scholieren om hier antwoord op te krijgen. Het resultaat: een schat aan data waar het onderwijsveld, maar ook toekomstige werkgevers en ouders hun voordeel mee kunnen doen.
Inge van Soest is data-analist bij Platform Talent voor Technologie (PTvT). Samen met collega Nina Terpstra maakte zij de analyse van het door Motivaction verrichte veldwerk. “De belangrijkste eye-opener van het onderzoek is dat er veel meer factoren van invloed zijn dan alleen een natuurlijke aanleg voor de bètavakken”, zegt Inge.
Loopbaanoriëntatie
Allereerst: officieel gaat het over bètatechniek en bètatechnische profielen, maar in de praktijk spreken we vaak gewoon over techniek. Inge van Soest vertelt: “Wat mij in het onderzoek het meest verraste was dat praktijkopdrachten, de gastlessen en excursies een grote correlatie hebben met de keuze voor techniek. Leerlingen die daadwerkelijk meer in aanraking komen met deze praktijklessen kiezen vaker voor techniek en zijn er ook positiever over. Daarnaast hebben ze ook nog eens meer zelfvertrouwen in deze vakken. Dus ze hebben ook het idee dat ze het beter kunnen.”
Beeldvorming
“Er liggen veel kansen in het verhelderen van het beeld dat leerlingen van techniek hebben. Leerlingen die niet voor een technisch profiel kiezen hebben minder vaak het idee dat ze met een technisch profiel iets kunnen bijdragen aan de maatschappij. Toch blijkt uit ons onderzoek dat ruim de helft dat wel belangrijk vindt. Bovendien denken deze leerlingen minder vaak dat je met een technisch profiel later nog alle kanten op kunt.”
Er ligt dus een grote kans bij het bijstellen van de beeldvorming. Want waarom zou je een technisch profiel kiezen als je er geen enkel beeld bij hebt? “Bij economie starten ze een eigen bedrijfje in de les, wat toch behoorlijk concreet voelt. Maar bij scheikunde doen ze een proefje en denken ze ‘Leuk, maar wat kan ik hiermee? En welke banen horen daarbij en wat ga ik dan verdienen?’.”
Jongens versus meiden
“Wat mij best choqueerde was dat het verschil tussen jongens en meiden nog steeds groot is. Docenten adviseren eerder een technisch profiel aan jongens dan aan meiden. En ouders doen dat ook! Dat heeft ook weer invloed op het zelfvertrouwen bij meiden: ‘Kán ik dit wel’? Als een leerlinge stimulans krijgt vanuit school, en misschien ouders heeft die ook technisch georiënteerd zijn, dan groeit het zelfvertrouwen dat ze een bètaprofiel wel aankan. Overigens vindt ongeveer een kwart van de leerlingen- van vmbo tot vwo – zelf nog altijd dat techniek meer iets is voor jongens dan voor meiden. Dat vond ik behoorlijk verrassend.”
Op Girls’ Day, afgelopen maart, werd het onderzoek: Vrij voorsorteren op later uitgebracht over genderdiversiteit in bèta beroepen. In dat onderzoek blijkt dat gender bias en stereotypering sterk verweven zijn het in het hele onderwijssysteem. Inge herkent deze tendens: “In ons onderzoek zien we dat meiden de stof vaak erg abstract vinden en de voorbeelden minder aansprekend dan de jongens. Wellicht komt dit ook doordat de meeste docenten van bètatechnische vakken toch nog man zijn. Ook hebben meiden minder zelfvertrouwen waar het technische vakken aangaat en meer behoefte aan bevestiging en complimentjes.”
Invloed docenten en ouders
Uit het onderzoek blijkt ook dat de invloed van docenten op de keuze voor het wel of niet kiezen van een bètaprofiel groot is. De onderzoekers zien daar een positieve kant aan, maar het schuurt ook. Inge van Soest: “We ontdekten dat docenten vaak leerlingen in de onderbouw al ontmoedigen omdat ze vrezen voor een langzame leerling in hun klas in de bovenbouw. Mogelijk is dat een resultaat van de grote druk die er op docenten ligt. Maar het kan ook zijn dat ze zich niet helemaal bewust zijn van de impact die ze met dergelijke adviezen hebben.”
Ook de ouders hebben grote invloed op de pakketkeuze van hun kinderen. Ouders die ver van deze materie afstaan bieden geen stimulans. Of ze zien het gewoon niet als een optie voor hun kind. Dat geldt extra voor leerlingen met een culturele achtergrond. Deze leerlingen, van wie minstens één ouder in het buitenland is geboren, krijgen minder vaak een bètatechnisch vakkenpakket aangeraden van hun ouders of verzorgers en hebben ook minder vaak ouders met een technische baan.
Breed onderzoek
De online enquête is breed verspreid over verschillende scholen, regio’s, leerwegen en leeftijden. Dit om een zo groot mogelijke en diverse groep leerlingen te bereiken. Sommige leerlingen stonden nog voor de profielkeuze en anderen hadden de keuze dus al gemaakt.
Inge: “Voor heel veel uitkomsten zijn alle leerlingen meegenomen, omdat het voor de hele groep middelbare scholieren relevant is. Zoals bijvoorbeeld leerlingen die wel of niet interesse hebben in techniek, of de correlatie tussen geslacht en zelfvertrouwen. Bij specifieke stellingen als ‘Zoveel procent van de leerlingen die een technisch profiel gekozen heeft…’ gaat het uiteraard over die deelgroep. Het resultaat is dat we heel veel dwarsverbanden kunnen leggen en nog veel meer data uit dit onderzoek kunnen halen. Het is een schat aan informatie, die we nu statistisch kunnen onderbouwen”.
Praktische waarde voor onderwijs en werkgevers
Voor het onderzoek werden 6 onderwerpen geselecteerd: de inrichting van het onderwijs, de leerling, de docent, de ouders, geslacht en culturele achtergrond. De uitkomsten van het onderzoek zijn vertaald naar 6 factsheets met daarin de belangrijkste bevindingen. Inge van Soest benadrukt: “We willen natuurlijk dat het onderzoek van waarde is voor het onderwijs en werkgevers. In ons advies naar scholen zullen we het grote positieve voordeel meenemen van die praktijkoriëntatie. Maar meer praktijklessen leggen ook weer druk op het onderwijsprogramma, zeker als er ook al heel veel boekstof behandeld moet worden. Een idee kan zijn om bedrijven te vragen meer langs te laten komen op scholen, of excursies te organiseren. Zo kan je de druk van docenten afhalen en tegelijkertijd de lessen enorm verlevendigen. Ook kunnen we scholen bewuster maken van de invloed die docenten hebben op de profielkeuze van hun leerlingen. Voor vervolgonderzoek zou ik best eens beter willen kijken naar die invloed van ouders en docenten.”