Wetenschap en technologie op de kaart
Het techniekpact 2020 werd alweer zeven jaar geleden gesloten en had twaalf doelen, waaronder ‘basisscholen bieden in 2020 structureel W&T aan’. Dit vormde de basis voor het stimuleringsprogramma ‘Kiezen voor technologie’, waarbij ingezet werd op ondersteuning aan scholen om met W&T aan de slag te gaan. De regionale W&T-netwerken van schoolbesturen kregen hier een cruciale rol (met financiering) in. Hoe de ontwikkelingen binnen de W&T-netwerken hierbij centraal staan is te lezen in een artikel in Marktplaats, een blad van stichting Agora.
Kennisdeling en inspiratie
Nu is het 2020. Inmiddels zijn we al heel wat W&T-cafés, publicaties, inspiratielessen en tools verder. Door de inspanningen van de netwerken en vooral van alle mensen binnen de scholen staat het thema W&T beter op de kaart. Veel scholen werken met W&T-coördinatoren en hebben W&T en onderzoekend & ontwerpend leren (O&O) opgenomen in hun beleid, gekoppeld aan professionalisering en onderwijsvernieuwing. Regionaal wordt volop kennisdeling en inspiratie georganiseerd. José Vosbergen van stichting Surplus heeft uit de praktijk gemerkt wat de kracht van de netwerken is: “De gedachte is dat je sneller leert wanneer je het met meerdere scholen samen doet. Je hebt meer succesverhalen om te delen, iedereen merkt dat fouten maken mag en het is meteen duidelijk dat er niet maar één weg naar Rome leidt.”
Duurzame samenwerking
Astrid Zwinkels ziet als beleidsmedewerker Primair Onderwijs van het ministerie van OCW mooie dingen gebeuren binnen de W&T-netwerken. Ze is onder de indruk van de onderlinge samenwerking, die veel verder gaat dan het kijken naar wetenschap en technologie. Zwinkels: “Deze besturen kijken breder: naar onderzoekend en ontwerpend leren en met veel oog voor het duurzaam ontwikkelen van schoolbeleid, zodat het bij leerlingen en leraren echt beklijft. Het vormgeven van W&T heeft in de verschillende besturen mooie innovatiestrategieën opgeleverd, waarbij verschillende elementen uit een veranderaanpak in de praktijk werden gebracht. Zo wordt er bijvoorbeeld in een van de succesverhalen niet met één, maar twee techniekcoördinatoren per school gewerkt. Zo kan je met elkaar sparren en zorg je ervoor dat de ontwikkeling doorgaat, zelfs als één een nieuwe baan krijgt.”